
Column door Peter van de Laak – Ruim twintig jaar geleden heeft de gemeente Apeldoorn een plan gemaakt voor het beschermen en ontwikkelen van de groenblauwe infrastructuur in en om de stad. Dit plan, de Groene Mal, is inmiddels een begrip in Apeldoorn. Het plan omvatte o.a. herstel van beken en sprengen en het verbinden van grote groengebieden met parken in de stad. Met de Groene Mal zijn natuurwaarden en biodiversiteit beter beschermd tegen een uitdijende stad.
Die ambitie is niet overal gelukt. Dit voorjaar is de gemeente gestart met het actualiseren van de Groene Mal. De Handreiking Groen in en om de stad (GIOS) van de ministeries BZK en LNV (2024) is daarvoor de leidraad. Gemeenten krijgen inhoudelijke en procesmatige handvatten aangereikt en een borgingssystematiek. Voor vijf schaalniveaus (straat, buurt, wijk, in en om de stad) zijn maatregelen onderscheiden voor het borgen van de kwaliteit en kwantiteit van groen. Het is een begin, maar vooralsnog zijn de maatregelen vooral gericht op klimaatadaptatie en een gezonde leefomgeving.
Het is nog niet duidelijk hoe die kwaliteitseisen voor groen bijdragen aan kwaliteit van natuur en biodiversiteit. Parallel aan GIOS wordt gewerkt aan het formuleren van meetbare kwaliteitseisen voor een Basiskwaliteit Natuur (BKN). Die zijn het uitgangspunt voor de condities waaraan locaties in het groenblauwe netwerk minimaal moeten voldoen. Maar gemeenten zullen toch eerst zelf aan de slag moeten met het inventariseren van de staat van natuur en biodiversiteit. Monitoring van natuur en biodiversiteit heeft bij de meeste gemeenten te weinig prioriteit. Ze zijn vaak aangewezen op organisaties als SOVON, IVN en actieve bewonersgroepen.
Maar dan komt de minister van VRO in september met de Ontwerp Nota Ruimte waarin bij vier steden grootschalige woningbouwlocaties zijn aangewezen. Onder andere midden in de Groene Mal in Apeldoorn. Ondanks vele onderzoeken en adviezen dat bouwen in het buitengebied niet per se nodig is. Het Planbureau voor de Leefomgeving liet al in 2016 in een onderzoek zien dat er genoeg ruimte is voor woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied. Ook Architectenbureau KAW illustreerde met voorbeeldontwerpen hoe in bestaande woonwijken ruimte is voor meer dan 500.000 woningen (Ruimte zat in de stad, 2020). Twee jaar later bevestigde het College van Rijksadviseurs dit met het verkennende onderzoek Verdichtingsverhalen.
Op grote woningbouwlocaties in het buitengebied worden overwegend eengezinswoningen gebouwd. Terwijl er juist behoefte is aan appartementen voor een- en tweepersoonshuishoudens en specifieke woonvormen voor ouderen. Een mismatch dreigt in de toekomst. Bouwen in de stad heeft bovendien verschillende voordelen. Infrastructuur en voorzieningen zoals scholen en winkels zijn al aanwezig. Grootschalig is vaak complexer met een risico op langdurige procedures die de uitvoering kunnen vertragen.
Gemeenten moeten haast maken met natuurmonitoring
De Omgevingswet biedt kansen om de groenblauwe netwerken juridisch steviger te verankeren in een omgevingsplan. Gemeenten moeten daarmee snel aan de slag en haast maken met natuurmonitoring. Er is nog veel werk te doen en de tijd is beperkt. Rijksbeleid en belangen van projectontwikkelaars, zo leert de ervaring, wegen vaak zwaarder dan de belangen van natuur en biodiversiteit.
Deze column verscheen eerder in Nu Duurzaam 07/2025